×
  • 25.09.2024

SfE expertcolumn: duurzame turfvrije mixen voor Poinsettia’s


Stars for Europe (SfE) lanceert een nieuwe serie technische columns ter ondersteuning van Europese producenten van Poinsettia’s. Het initiatief is gericht op het bevorderen van duurzaamheid in de tuinbouw door artikelen te publiceren die rechtstreeks zijn geschreven door derden, die ervaring hebben op hun specifieke vakgebied. De bijdragers komen uit heel Europa en hoewel de bijzonderheden van sommige onderwerpen per land en klimaat zullen verschillen, is de serie bedoeld om internationale uitwisseling mogelijk te maken. Als je dus een artikel leest en inzichten uit een ander deel van Europa wilt delen, stuur ons dan een e-mail en we voegen je bijdrage toe aan de internationale uitwisseling. Ook als je geïnteresseerd bent in het schrijven van een volledig artikel als expert, kun je contact met ons opnemen.


De nieuwe serie begint met een artikel over het stoppen met het gebruik van turf door substraatexpert Neil Bragg. Neil is een bodemonderzoeker uit het Verenigd Koninkrijk, dat naar verwachting een van de eerste Europese landen wordt die een verbod op turf in de professionele tuinbouw invoert. Veel van Neil’s recente werk is dan ook gericht op de ontwikkeling van nieuwe substraten met turfvrije mixen. Hier deelt hij zijn ervaringen.

Duurzame turfvrije mixen voor Poinsettia’s door Neil Bragg

  • Onderwerp: Turf & substraten
  • Land van herkomst: UK
  • Datum: September 2024

Rond 1930 hadden de meeste kwekerijen hun eigen mixen potgrond voor potplanten. De uniformiteit van de mixen was erg slecht en dit was dan ook terug te zien in de resultaten van de kwaliteit van de plantengroei. In het Verenigd Koninkrijk werden twee wetenschappers die werkten aan wat later het ‘John Innes Institute’ werd, gevraagd om een uniforme zaai- en potgrondmix te produceren die alle nakomelingen uit de veredelingsprogramma’s de kans gaf om tenminste te groeien en hun eigenschappen te tonen. Dit leidde tot de tot nu toe beroemde ‘John Innes – seeding and potting mixes’ die waren gebaseerd op een gesteriliseerd leem-, turf- en zandmengsel met basismeststoffen in de juiste hoeveelheden. Deze basismengsels werden een standaard om mee te werken en werden later aangevuld met hogere meststofniveaus voor het oppotten van gewassen op de langere termijn.

De volgende grote verandering op het gebied van potgrond kwam in de jaren 1950/60 met de introductie van alle turfmengsels. Dit leidde tot allerlei veranderingen in irrigatieregimes en toevoegingen van meststoffen aan mengsels, evenals in de voeding. Ook de interpretatie van analytische resultaten werd een uitdaging. De mengsels hadden een veel lagere dichtheid en het vermogen om opnieuw nat te worden, wat vaak problematisch was vergeleken met mengsels die grond en zand bevatten. Er waren variaties in de mixen; van volledig turf, turfzand en of grit (UC Davis system mixes) om de dichtheid te behouden, tot de toevoeging van perliet door Penn State University om turf-lite mengsels voor potplanten te creëren. Variaties op basis van de mengsels uit de jaren 60 zijn tot en met de jaren 2000 de belangrijkste mengsels voor containerplanten gebleven.

In het Verenigd Koninkrijk is er vanaf de jaren 1990 toenemende druk geweest van zowel milieu-ngo’s als van overheidsafdelingen om het gebruik van turf in de tuinbouw te verminderen en uiteindelijk uit te bannen. In andere Europese landen, zoals Duitsland en Nederland, zijn soortgelijke stappen gezet. En sommige landen, onder andere Zwitserland beweren dat ze ’turfvrij’ zijn. De realiteit is dat er in Europa serieuze stappen worden gezet om het gebruik van turf te verminderen. Sommige sectoren van de industrie, zoals de producenten van zacht fruit, zijn sinds het begin van de jaren 2000 overgestapt van substraten op basis van turf naar het gebruik van voornamelijk op kokos gebaseerde zakken en gevulde bakken voor het telen van fruit en dit is zeer succesvol gebleken. Tomaten, paprika’s en komkommers zijn jaren geleden al overgeschakeld op semi-hydroponische systemen. De belangrijkste gebieden die langzaam overstappen op turfvrije potgrond zijn sierplanten die in potten worden gekweekt en sommige planten die in modules worden gekweekt, zoals groenteplanten. Daarnaast is turf in de champignonindustrie nog steeds het meest gebruikte materiaal voor de ‘omhullingslaag’ op de compost, om de champignons een vruchtbare groeizone te bieden.

De voor de hand liggende vraag die moet worden beantwoord is, waarom turf zo succesvol is en wat de echte uitdagingen zijn om ervan af te stappen. Turf  is een opeenhoping van verschillende mossen, zoals Sphagnum, wat gedurende vele honderden jaren stilstaat in water en voornamelijk alleen maar toeneemt door regenval. De omstandigheden, bijvoorbeeld een zeer laag  zuurstofgehalte, in het moeras verhinderen het normale verval van het plantaardige materiaal en behouden in feite de structuren van de mossen, in tegenstelling tot een normaal composteringsproces. Het resultaat is dat wanneer turf uit de moerassen wordt gehaald en aan de oppervlakte wordt gedroogd, er inderdaad CO2 vrijkomt uit de afvalstoffen van het proces, hoewel de overgebleven plantdelen lijken op het oorspronkelijke plantmateriaal, zijn het in feite geconserveerde/ stabiele overblijfselen. De eigenschappen die in de modder zijn opgetreden zorgen ervoor dat de plant zeer stabiel blijft voor verdere afbraak en dat het materiaal een lage pH-waarde heeft, met bovendien het vermogen om water te adsorberen en vast te houden, net als een spons. Aeroob gecomposteerde materialen kunnen zich nooit op een vergelijkbare manier gedragen, noch hebben ze een vergelijkbare stabiliteit. Turf is dus anders dan alle huidige partijen organisch materiaal die worden of waarschijnlijk zullen worden gebruikt in potgrond.

Momenteel zijn er diverse materialen beschikbaar, die als alternatieven voor turf in potgrond kunnen worden gebruikt:

  • Schors, zowel vers als gecomposteerd.
  • Kokosvezel, het pitweefsel dat wordt verwijderd uit de buitenste schil van kokosnoten.
  • Gecomposteerd groen afval, voornamelijk uit geselecteerde inzamelingen van houtachtig en groen afval. Momenteel niet goed gecontroleerd in de UK, vergeleken met de RAL-normen die in Duitsland worden toegepast.
  • Houtvezels, bijna volledig afkomstig van dennenhout in de vorm van houtschilfers, en verwerkt in verschillende gradaties, van hamermolen tot stoom- en drukverwerking.
  • Andere materialen, zoals vaste stoffen die worden gescheiden uit bepaalde anaërobe processen (AD) en biochars uit verschillende pyrolyseprocessen, worden wel eens gebruikt in gespecialiseerde mengsels. Echter, de beperkte hoeveelheden en hoge kosten van deze ingrediënten maken het vaak moeilijk om ze op grote schaal toe te passen.

Met de introductie van een steeds breder scala aan nieuwe materialen ontstaan er problemen die eerst opgelost moeten worden om een kwalitatieve plantproductie te realiseren. De voor de hand liggende aandachtspunten zijn: wateropname en -retentie, stikstofimmobilisatie door de microbiële populaties die de materialen aan het mengsel toevoegen, en de frequentie van extra voeding om de kwaliteitsprestaties te waarborgen.

Voor leveranciers van teeltsubstraten en kwekers gaat het niet alleen om een simpele wijziging van één ingrediënt in mengsels, maar om het omgaan met vaak complexe mengsels die verschillende problemen kunnen veroorzaken. Het eerste punt om te overwegen is dat je niet kunt aannemen dat gewassen goed zullen groeien met hetzelfde bewaterings- en voedingsschema dat eerder en momenteel wordt gebruikt voor alle turfdominante mengsels op de kwekerij.

  1. De nieuwe mengsels moeten afzonderlijk worden behandeld wat betreft de bewateringsniveaus en de frequentie hiervan.
  2. De meststofkeuze voor zowel de basismeststoffen als de aanvullende voeding van het gewas zal moeten worden aangepast. Er zullen problemen ontstaan, die met name gerelateerd zijn aan de zeer hoge basisniveaus van kalium en soms chloride en sulfaten in de nieuwe mengsels. Bovendien zal de normale toevoer van calcium en magnesium, die vroeger afkomstig was van kalksteen die werd gebruikt om de natuurlijke zuurgraad van het turf te veranderen, niet meer aanwezig zijn in de nieuwe mengsels. Daarom zijn er alternatieve nodig voor deze elementen.
  3. We moeten ervan uitgaan dat de nieuwe organische bestanddelen, die gebruikt worden in mengsels, stikstof zullen adsorberen om te voldoen aan de behoeften van de bijbehorende microbiële populaties. Dit kan vaak erger zijn als er extra materialen worden gemengd, omdat het microbieel gezien gewoon niet 1+1=2 is. Het is dus noodzakelijk om vanaf het begin van het oppotten extra stikstof toe te voegen in de vorm van een wateroplosbare voedingsstof, totdat de gewenste kwaliteit van de planten is bereikt. Dit wordt over het algemeen bereikt door het gebruik van wateroplosbare voeding voor kasgewassen, maar er kan ook gebruik worden gemaakt van gecontroleerd vrijgekomen CRF-meststoffen en er is recentelijk interesse getoond in het gebruik van extra meststoffen van organische aard.

Samenvattend bevinden we ons allemaal op een leercurve bij het gebruik van turfvrije mengsels. De beste manier om dit aan te pakken is door te beginnen met mengsels van één of twee basis ingrediënten en leren hoe je daarin kweekt, terwijl je de nieuwe mengsels apart houdt van de bestaande turfmengsels. Het gebruik van water en meststoffen moet worden aangepast en het belangrijkste is dat er monsters van nieuwe teeltsubstraten worden geanalyseerd. In het Verenigd Koninkrijk hebben we sinds 1998 een ‘Poinsettia Monitoring Scheme’ voor kwekers en dit omvat een reeks analyses op regelmatige basis vanaf de aankomst van het nieuwe teeltsubstraat tot aan de verkoop van de uiteindelijke planten. Het programma begint meestal met een analyse van het water om met name de hoeveelheid alkaliteit (bicarbonaatgehalte) van het water te weten te komen.

Het is interessant om te zien, dat waar in het verleden boorput- en leidingwater een probleem vormden bij mengsels op basis van turf, kunnen dergelijke watervoorraden bij turfvrije mengsels juist zeer nuttig zijn vanwege hun calcium- en magnesiumtoevoer. Als er echter zuiver regenwater wordt gebruikt als irrigatievoorziening, dan zal het een uitdaging zijn om ervoor te zorgen dat de calcium- en magnesiumvoorraad voor de planten op peil blijft. Hieraan kan gedeeltelijk worden voldaan door het gebruik van calciumnitraatvoeders, maar er moet ook worden nagedacht over specifieke wateroplosbare meststoffen met extra Calcium en Magnesium.  Het monitoringschema omvat ook het nemen van bladsamples elke 2-3 weken vanaf het moment van het toppen van de gewassen, om te controleren of de planten alle benodigde elementen hebben ontvangen. Waarbij er bijzondere aandacht word gegeven aan het fosfaatgehalte van de bladeren tegen het einde van augustus begin september, wanneer de bloemknopontwikkeling begint. Het gebruik van zo’n gepland programma van ondersteunende analyses is van vitaal belang nu we overstappen van op turf gebaseerde mengsels naar turfvrije mengsels.

Internationale uitwisseling

Heb je commentaar op dit artikel, of inzichten uit een ander land die je wilt delen? Neem contact op en we voegen ze hier toe.

In Duitsland heeft de regering slechts vrijwillige doelstellingen uitgevaardigd om te proberen turf in de commerciële tuinbouw zo veel mogelijk tegen 2030 te elimineren. Het Duitse ‘Finito’ programma van de kamers van landbouw biedt gratis ondersteuning op weg naar turfvermindering. Van de verschillende materialen die beschikbaar zijn voor gebruik als turfvrije ingrediënten in potgrond worden de gecomposteerde groenafvalstromen, voornamelijk afkomstig uit geselecteerde inzamelingen van hout en groen afval, in Duitsland gecontroleerd volgens de toegepaste RAL-normen.

In Nederland is er een bindender akkoord met politici (een convenant). Volgens een aanbeveling van Wageningen Universiteit moet het aandeel turf in de professionele teeltsubstraten tegen 2030 worden verminderd tot 50 procent.

Disclaimer: SfE werkt samen met gerenommeerde experts uit heel Europa, waaronder prominente telers, bestuursleden van brancheverenigingen, redacteuren van vakmedia en award-winning vakmensen in diverse tuinbouwsectoren. De meningen en opvattingen die worden geuit, zijn echter uitsluitend die van de auteur(s) en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs die van SfE of zijn aangesloten veredelaars.

Over Neil Bragg, Substrates Associate Ltd, VK

Neil Bragg is een vooraanstaand Britse bodemwetenschapper die al 40 jaar in de tuinbouw werkt. Zijn focusgebieden omvatten plantenvoeding, fertigatie en de ontwikkeling van nieuwe substraten, met name de overgang naar turfvrije mengsels. Samen met Ann McCann, beiden werkzaam bij Bulrush Horticulture, ontwikkelde Neil een monitoringschema voor poinsettia’s, dat sinds 1998 loopt en een grote hoeveelheid analytische resultaten heeft verzameld voor zowel substraten als plantweefsels.

Reproductie van dit bericht en gebruik van de beelden is kosteloos, maar zorg voor duidelijke vermelding van ‘Stars for Europe’ als bron. Voorzie online publicaties van #EUAgriPromo. Graag ontvangen we een kopie.